Nieuwe wet
De afgelopen jaren werd regelmatig in de kranten geschreven over boze franchisenemers. Franchisenemers van (grote) Nederlandse bedrijven waren het niet altijd eens met de wijze waarop franchisegevers beslissingen maakten die tegen de belangen van franchisenemers ingingen. Deze boze geluiden bleven niet onopgemerkt. Mona Keijzer (Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat) bood eerder dit jaar de Eerste en Tweede Kamer een wetsvoorstel aan waar met name de bescherming van de franchisenemer centraal staat. Inmiddels is het wetsvoorstel aangenomen door beide kamers. Op 1 januari 2021 zal de Wet Franchise hoogstwaarschijnlijk in werking zal treden. In deze blog nemen wij door wat nu écht noodzakelijk is om te weten over deze nieuwe wet als franchisegever en franchisenemer.
Waarom is een nieuwe wet nodig?
In Nederland zijn er ongeveer 800 franchisegevers en 30.000 franchisenemers. Voor deze groep ondernemers bestaat tot op heden geen (dwingende) wetsbepalingen, waardoor er een zeer grote contractsvrijheid bestaat voor partijen. Deze grote contractsvrijheid zorgt ervoor dat franchisegevers druk kunnen uitoefenen op franchisenemers, om zo tot een voordelige overeenkomst te komen. De Wet Franchise wenst hier verandering in te brengen, waarbij vooral bescherming wordt geboden voor de belangen van de franchisenemer. Voorheen werd met de Europese en Nederlandse Franchise Code geprobeerd om bepaalde randvoorwaarden te hanteren bij franchiseovereenkomsten. Omdat deze Code geen bindende werking heeft en de huidige wetgeving onvoldoende bescherming biedt aan franchisenemers was, volgens de politiek, een nieuwe wet noodzakelijk.
Wanneer treedt de wet in?
Naar alle verwachtingen zal de wet op 1 januari 2021 in werking treden. Alle franchiseovereenkomsten die dus op of na 1 januari 2021 worden gesloten, moeten volgens de bepalingen van de Wet Franchise worden opgesteld. Ook hiervoor gesloten franchiseovereenkomsten moeten aangepast worden om op 1 januari 2021 aan alle vereisten te voldoen. Het is dus aan te raden om al bestaande franchiseovereenkomsten te controleren.
Overgangsrecht
Voor een paar bepalingen uit de Wet Franchise is een overgangsregeling van twee jaar opgenomen. Dit betekent dat wanneer een franchisegever en franchisenemer vóór de inwerkingtreding van de Wet Franchise al een overeenkomst hadden gesloten, zij een termijn van twee jaar hebben gekregen om de overeenkomst conform de Wet Franchise te wijzigen. Voor drie onderwerpen bestaat een overgangsregeling:
1) Het concurrentiebeding. Franchisegevers hadden vóór de Wet Franchise veel vrijheid wat betreft de inhoud van een concurrentiebeding. Dit resulteerde in situaties waar de franchisenemer (zeer) beperkt werd in het vinden van een nieuwe baan, omdat hij zich aan het concurrentiebeding dient te houden. Onder de wet Franchise wordt dit anders: de franchisenemer mag maximaal één jaar aan het concurrentiebeding worden gehouden en het concurrentiebeding mag enkel worden opgelegd voor de branche waarin de franchisenemer voor de franchisegever heeft gewerkt.
2) Het instemmingsrecht. Onder de Wet Franchise heeft de franchisegever instemming nodig van franchisenemers wanneer hij voornemens is een financieel nadelige beslissing door te voeren. Hierbij mag de franchisegever een financiële drempelwaarde opnemen in de franchiseovereenkomst. Beslissingen die financiële nadelige gevolgen hebben voor de franchisenemers, maar onder deze drempelwaarde vallen, mogen zonder instemming van de franchisenemers worden uitgevoerd. Boven deze drempelwaarde heeft de franchisegever dus eerst de instemming van de franchisenemers nodig.
Indien er geen drempelwaarde is opgenomen in de overeenkomst, heeft de franchisegever altijd instemming van de franchisenemers nodig wanneer hij wijzigingen wenst door te voeren. Hierbij kan de franchisegever bepalen dat een gewone meerderheid (50% + 1%) voldoende is voor het doorvoeren van de beslissing, of dat van elke franchisenemer die financieel benadeeld wordt, instemming moet worden gegeven.
3) De waardebepaling bij contractbeëindiging. Vóór de Wet Franchise bestonden er geen afspraken over het al dan niet toewijzen van een geldelijke vergoeding bij vertrek van de franchisenemer. Onder de Wet Franchise heeft de franchisenemer recht op een vergoeding voor de opgebouwde goodwill. Om te bepalen wat een redelijke vergoeding is, moet in de franchiseovereenkomst zijn opgenomen hoe de goodwill wordt berekend (er kan bijvoorbeeld een deskundige om advies worden gevraagd of er wordt een concrete rekenmethode opgenomen) en hoe wordt bepaald welk gedeelte van de goodwill toe te rekenen is aan de franchisenemer en welk gedeelte aan de franchisegever.
Wat moet je weten als franchisegever?
Vooral voor de franchisegever ontstaan met de introductie van de Wet Franchise nieuwe verplichtingen en beperkingen van zijn eerdere vrijheid. De Wet heeft drie speerpunten. We kunnen deze punten als volgt samenvatten.
1. De totstandkoming van de overeenkomst
De precontractuele uitwisseling van informatie → dit eerste speerpunt bestaat uit twee stappen:
a) De franchisegever moet alle informatie die relevant is voor de franchiseovereenkomst aan de franchisenemer verstrekken. Denk bijvoorbeeld aan de te verwachten omzet, de te verwachten winst, het aantal uren dat de franchisenemer minimaal per week zal moeten maken, hoe hoog de periodieke fee is en hoe de franchisegever tussentijdse veranderingen in de overeenkomst kan doorvoeren.
b) De franchisegever dient ervoor te zorgen dat de franchisenemer (minimaal) vier weken vóór het sluiten van de overeenkomst over alle relevante informatie beschikt. De daaropvolgende (minimale) vier weken vormen samen de zogeheten standstill-periode of de afkoelingsperiode. In deze periode mag de franchisegever geen handelingen verrichten die de beslissing van de franchisenemer om een franchisesamenwerking aan te gaan, kunnen beïnvloeden. Dit houdt in dat de franchisegever geen nieuwe informatie aan de franchisenemer mag verstrekken in deze periode. Bovendien mogen er geen onderhandelingen worden gevoerd met andere potentiële franchisenemers of druk worden uitgeoefend op het snel sluiten van de overeenkomst. De standstill-periode moet ervoor zorgen dat de franchisenemer een weloverwogen beslissing kan maken door alle informatie rustig te lezen en eventueel advies in te winnen bij een jurist.
2. Tijdens de overeenkomst
Zodra de franchisegever en de franchisenemer een akkoord hebben bereikt, zullen zij een contract ondertekenen voor een bepaalde of onbepaalde tijd. Gedurende deze periode bestaan eveneens enkele verplichtingen voor de franchisegever.
a) Voor beide partijen geldt de verplichting zich als een ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’ tegenover elkaar te gedragen. Partijen dienen zich naar elkaar redelijk en zorgvuldig op te stellen, waarbij de franchisegever de belangen van de gehele franchiseformule en de individuele belangen van de franchisenemer in acht dient te nemen.
b) De franchisegever heeft gedurende de franchiseovereenkomst een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de franchisegever de franchisenemer commerciële en technische ondersteuning verleent indien hier reden toe is.
c) De franchisegever dient ten minste één keer per jaar met zijn franchisenemers overleg te voeren.
d) Ook wanneer de franchisegever aangeeft dat hij bepaalde wijzigingen wenst door te voeren in de franchiseformule (deze mogelijkheid moet wel zijn opgenomen in de franchiseovereenkomst) draagt de franchisegever de zorg om de franchisenemer tijdig te informeren, zodat deze voldoende voorbereidingstijd heeft voordat deze wijziging wordt doorgevoerd.
e) Het instemmingsrecht: de franchisegever dient rekening te houden met het instemmingsrecht dat franchisenemers in bepaalde in de wet genoemde gevallen hebben, voordat hij bepaalde beslissingen mag uitvoeren.
3. Einde van de overeenkomst
Partijen kunnen hebben afgesproken dat zij voor een bepaalde of onbepaalde periode een samenwerking aangaan. Wanneer de bepaalde periode eindigt of wanneer een van de partijen de samenwerking op een eerder moment wenst op te zeggen, zijn er enkele aspecten waar rekening mee dient te worden gehouden. Dit geldt ook wanneer partijen voor onbepaalde tijd een samenwerking zijn aangegaan.
1. De franchisegever moet een redelijk concurrentiebeding in de beëindigingsovereenkomst opnemen, waardoor de franchisenemer niet te zeer beperkt wordt in zijn verdere carrièremogelijkheden.
2. Indien de franchisenemer goodwill heeft gerealiseerd in de periode waarin hij werkzaam was onder de franchiseformule, dan heeft de franchisenemer recht op een passende vergoeding hiervoor.
Wat moet je weten als franchisenemer?
Hoewel de Wet Franchise vooral bepalingen bevat die in het belang van de franchisenemer zijn, heeft ook de franchisenemer onder de nieuwe wet verplichtingen.
1. De franchisenemer dient zich als een ‘goed franchisenemer’ te gedragen, waarbij hij zich redelijk en zorgvuldig gedraagt tegenover de franchisegever.
2. Ook de franchisenemer moet alle relevante informatie over hemzelf delen met de franchisegever voordat de franchiseovereenkomst wordt gesloten. Hierbij moet de franchisenemer bijvoorbeeld informatie geven over zijn werkverleden, opleidingen en zijn financiële positie (voor zover redelijkerwijs van belang). Indien de franchisenemer onjuiste informatie geeft of bepaalde informatie voor zich houdt, kan de geldigheid van de franchiseovereenkomst worden aangetast en zou de franchisegever de franchisenemer aansprakelijk kunnen stellen voor het niet volgen van de wet.
3. Hoewel de franchisenemer uiteraard zelf bepaalt hoe hij zich in zijn standstill-periode voorbereidt, wordt van de franchisenemer verwacht dat hij zich voldoende verdiept in de door de franchisegever verstrekte informatie. Hierbij kan het voor de franchisenemer raadzaam zijn om advies in te winnen van een juridisch expert.
Samenvattend
Plichten franchisegever | Plichten franchisenemer | Verplichtingen beide partijen |
Tijdig alle relevante informatie (o.a. financiële informatie) verstrekken aan franchisenemer voorafgaand aan de franchiseovereenkomst. | In de standstill-periode 4 weken voorafgaand het ondertekenen van de franchiseovereenkomst zich verdiepen in de inhoud van de overeenkomst en alle informatie die door de franchisegever is aangereikt. | Partijen moeten zich als ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’ naar elkaar gedragen. |
Tijdig informatie verstrekken aan de franchisenemer tijdens de franchiseovereenkomst.
Daarnaast moet de franchisegever ten minste eenmaal per jaar overleggen met de franchisenemer. |
Het naleven van de in de franchiseovereenkomst gemaakte afspraken. Bijvoorbeeld het navolgen van: het concurrentiebeding en/of een beding waar de franchisenemer wordt verplicht om bij de franchisegever producten af te nemen. |
In de franchiseovereenkomst opnemen hoe goodwill aan de franchisenemer wordt toegerekend en uitgekeerd bij beëindiging van de samenwerking. |
Bijstand verlenen alsook commerciële en technische ondersteuning verlenen aan de franchisenemer (de zorgplicht). | De ‘standstill-periode’ van vier weken volgen.
|
|
Ervoor zorgen dat de eerder afgesloten contracten binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de Wet Franchise voldoen aan alle vereisten, en dat nieuwe overeenkomsten eveneens aan deze vereisten voldoen. | Ieder moet eigen financiële gegevens delen voor zover van dat belang is voor de franchiseovereenkomst. |
Tot slot
De Wet Franchise heeft alleen dwingende werking voor alle in Nederland gevestigde franchisenemers. De franchisegever kan dus wel van de wet afwijken ten aanzien van in het buitenland gevestigde franchisenemers. Verder is het van belang dat franchisegevers zich vóór 1 januari 2021 verdiepen in de Wet Franchise en ervoor zorgen dat de franchiseovereenkomsten worden aangepast volgens de bepalingen van de Wet Franchise. Franchisenemers doen er verstandig aan om de Wet Franchise eveneens goed te bestuderen, zodat zij op de hoogte zijn van hun nieuwe rechten en plichten
Mocht u vragen hebben ten aanzien van de Wet Franchise of wenst u uw franchiseovereenkomsten te wijzigen, neemt u dan gerust contact op met Aida Yazdanpanah via aida@LEANlawyers.nl of op 085-303 64 29.
Deze blog is geschreven door student-stagiaire Femke Oosterbaan Martinius en Aida Yazdanpanah